Amstenrade, 1 november 2022
Vandaag de herinneringen van de heer Klein.
Meneer vertelt op een luchtige leuke manier, maar na het horen van zijn verhalen, kunnen
we wel stellen dat hij toch echt met regelmatig heel erg veel geluk heeft gehad.
Er is een speciale band met een Amerikaanse soldaat ontstaan waar hij bijzondere
herinneringen aan heeft overgehouden. Een tochtje door de lucht, over eigen dorp in een
bijzonder vliegtuig is één van die herinneringen.
Meneer Klein was 9 toen de oorlog uitbrak en zijn herinneringen liggen verdeeld tussen
Amstenrade en de omgeving Vaals.
Ze waren met 4 kinderen thuis en vader heeft een woning gebouwd in Amstenrade. Een
week voor de oorlog was het klaar en zijn ze er met het gezin ingetrokken. Ze waren heel
erg bang dat het huis beschadigd zou raken door de oorlogvoering.
Vader had erg veel moeite met de Duitsers en stak dat niet onder stoelen of banken. Waar
hij ook moeite mee had, was dat op het begin van de oorlog alle instrumenten ingeleverd
moesten word en, zodat ze daar kogels van konden maken.
Vader had 5 eigen instrumenten en weigerde deze in te leveren. De hele oorlog hebben ze
thuis geoefend en muziek gemaakt tegen de regels in.
Toen de Duitsers Amstenrade binnengevallen waren, gingen de kinderen op een gegeven
moment kijken wat er gebeurde.
Bij de kerk stonden ze met een keuken onder de kastanjebomen. Een Duitse soldaat van
een jaar of 40 riep meneer bij zich. Hij durfde er eigenlijk niet zo goed naartoe te lopen, maar
ja, wegblijven was ook geen optie. Hij liep er dus naar toe en de Duitser draaide zich naar de
jeep achter hem, reikte erin en pakte daar een pak met koek. Die mocht meneer aannemen,
zijn moeder had het gemaakt zei hij. Hij was als kind niet heel groot en best aan de magere
kant. Dit was gewoon zijn bouw, maar waarschijnlijk had de soldaat gedacht dat meneer
honger had.
Enkele dagen of weken later waren er een stel Duitsers aan het voetballen bij de kerk. In het
dorp was ook een familie die vanuit Noord – Holland kwam en nogal wat lef hadden. Eén
Duitser had zijn pistool in een boom gehangen tijdens het voetballen. Een van die kinderen
uit Noord – Holland had dat gezien, nam het pistool mee en verdween. Zodra de soldaat dit
door had, wilde hij natuurlijk weten waar het gebleven was.
Ze hadden heel snel zijn oudere broer te pakken en waren er heel duidelijk over dat het niet
goed zou aflopen voor iemand daar, als dat pistool niet terugkwam.
Een politieagent uit de wijk, waarvan gezegd werd dat die met de Duitsers heulde, heeft die
jon gen toen opgespoord en heeft dat pistool zo snel mogelijk teruggebracht. Alles is
daardoor gelukkig met een sisser afgelopen.
Meneer Klein vertelt vervolgens over zijn familie. Zijn grootouders woonden bij kasteel
Vaalsbroek in de buurt. Alle familieleden daar in de omgeving waren boeren en tijdens de
oorlog ging meneer daar veel heen, ook omdat daar altijd goed te eten is en in Amstenrade
niet.
Hij kan zich nog goed herinneren hoe ze het afweergeschut hoorden rondom Aken, als er
vliegtuigen over kwam en.
Als het later rustiger werd, gingen ze met een stuk of 10 kinderen, met broers en neven,
zoeken naar scherven in de weilanden. Voor de koeien waren deze natuurlijk hartstikke
gevaarlijk, dus er moest goed gezocht worden!
De paarden die ze op de boerderij hadden, waren door de Duitsers bij het kasteel
gevorderd. Voor de boeren was het moment aangebroken om het haverveld van 200 meter
lang af te doen. Daar hadden ze de paarden wel voor nodig om een groot werktuig voort te
trekken, voor henzelf zou dat te zwaar zijn geweest. De Duitsers waren op een zeker
moment op verlof naar Aken en er stond dus niemand op de wacht. Toen hebben twee
oudere neven, echte boerenjongens, de paarden achter het kasteel teruggehaald.
Ze hebben ze opgetuigd, het veld gemaaid en vervolgens weer de paarden teruggebracht.
Niemand heeft iets doorgehad!
Meneer Klein had een relatief fijne tijd daar op de boerderij. Als er iets van de ene boerderij
naar de andere gebracht moest worden, werd vaak meneer gestuurd samen met zijn broer.
Kinderen leken toch onschuldiger en zouden minder snel in de problemen komen.
Zo gebeurde het, dat hij op een dag met 5 grote stukken boter naar zijn oom in Wolfhaag
moest lopen. Dit mocht eigenlijk niet!
Hij moest zo’n 4 kilometer lopen door wei en bos, terwijl het hartstikke donker was en hij
geen hand voor de ogen zag. Gelukkig was hij wel goed bekend in de omgeving.
Plots kreeg hij een felle lamp in zijn gezicht. Er stonden twee Duitse soldaten voor hem en
hielden hem staande. Hij moest l aten zien wat hij had, maar gelukkig na het derde stuk boter
zeiden ze dat het in orde is en hij kon doorlopen. Gelukkig maar… Want de onderste twee
stukken boter waren niet gestempeld en als ze dat gezien zouden hebben, had hij in de
problemen kunnen ko men.
Uiteindelijk is hij goed aangekomen in Wolfhaag op de boerderij.
Later in de oorlog moesten ze ook een keer spek naar Eperheide brengen. Op een punt
kwamen 7 paadjes bij elkaar, er waren geen bordjes om de weg te vinden maar meneer was
ook hier erg bekend. Hij wilde niet via het karrenspoor lopen dus koos een ander wandelpad
waar hij rustiger kon lopen. Een stukje verder lag een grote kabelrol van wel 2 meter hoog
met daar omheen planken geslagen. Daarin was een mitrailleur verstopt waarbij enkele
soldaten zaten. Hij werd weer staande gehouden en moest vertellen wat hij ging doen.
Hij vertelde wederom eerlijk wat hij ging doen, spek brengen naar familie in Eperheide, en
kon doorlopen.
Holset is een dorpje ongeveer 1,5 kilometer van Vaals af, waar zijn grootmoeder woonde.
Daar ging hij ook eten brengen en op weg naar haar moest hij door een groot weiland lopen.
Hij had een mestschep bij zich om de koeien flaters om te spitten, omdat anders het gras
verbrandde.
Daar liep hij dan, als jongen van zo’ n 14 jaar oud, met in zijn ene hand het eten en in zijn
andere hand de schep.
In die periode waren de Amerikanen al in Vaals, maar de Duitsers kwamen nog in Holset op
verlof. Daarom gebeurde het, dat er vanuit Vaalsbroek op hem geschoten werd in het
weiland. Vanuit Holset werd daarop dan weer gereageerd door de Duitsers.
Hij kon de kogels hier en daar horen inslaan, maar moest toch doorlopen.
Zodra hij bij zijn grootmoeder aankwam, was er niets meer aan de hand.
Vervolgens maken we een klein sprongetje naar de periode rondom de bevrijding in
Amstenrade.
Hij vertelt dat ze boven in het bos bij het kapelletje met een paar kinderen stonden te kijken
naar de Amerikanen die via Thull/Schinnen optrokken naar Amstenrade.
Opeens kwam daar een Duitser die hun waarschuwde en wegstuurde.
Ze dropen de berg weer af richting huis en halverwege hoorden ze het fluiten door de lucht.
Allerlei inslagen op de plek waar ze zojuist nog stonden.
Toen zijn ze met toch een wat grotere vaart snel huiswaarts gegaan. Later stonden ze aan
het raam te kijken naar hoe de Duitsers vertrokken. Met lompen om de hoeven van de
paarden om zo stil mogelijk in het donker weg te trekken.
Opa was heel erg bang, niemand mocht bij het raam kijken van hem want hij dacht die
hebben verloren die kunnen nu alles doen.
Bij de Krekelberg in Schinnen lag een grote berg, die hadden de Duitsers achtergelaten, een
stortplaats met munitie.
Zij haalden daar met een groepje jonge jongens spullen uit. Ook zakjes waar ze het geschut
mee moesten vullen, om het kanon mee af te vuren.
Als kwajongens gingen ze er het park mee in, naar een eikenboom waar aan de onderkant
een opening zat. Daar stopten ze dat in, met een lont eraan en dan staken ze dat af.
Dat ging iets sneller dan ze gedacht hadden en de hele boom stond in brand. Dat hadden ze
niet verwacht!
Toen de Amerikanen Amstenrade bevrijd hadden, verbleef een groot deel bij het park van
het kasteel.
Ze hadden thuis nog altijd 15 kippen stiekem bij het huis, dus aan eieren geen gebrek.
Deze ging meneer vaak bij de Amerikanen ruilen voor corned beef.
Op een zekere dag ging hij weer ernaartoe om eieren te brengen. Goh, had een van die
soldaten gezegd, ik zou wel graag pannenkoeken lusten.
Dat was prima, mijn moeder kan dat wel maken, maar dan heeft ze wel meel, vet en suiker
nodig.
Zogezegd zo gedaan, op een gegeven moment komt die soldaat aanlopen met 70 kilo meel,
10 kilo suiker en een vat vol met vet.
Ja… Vanaf het moment dat de Amerikanen er waren, was die honger wel voorbij.
Meneer vertelt ook dat ze chocolade hadden gegeven en meneer die in 1x gegeten had met
de nodige buikpijn als gevolg.
Achterom bij hen zat een hospik. Meneer was daar twee weken bij en hielp overal mee waar
hij maar kon, toen vervolgens die hospik weg moest naar een volgende plek.
De Amerikanen kwamen vanaf dat moment met kleine ongelukjes bij meneer aan. Hij moest
als 14 – jarige die Amerikaanse soldaten helpen. Dit heeft hij uiteraard gedaan.
Het was een hele koude winter en de Amerikanen hadden moeite om soep te scheppen.
Ook in de keuken heeft meneer vervolgens meegeholpen.
Amerikaans wit brood en daar dikke plakken kaas op. Alles wat vervolgens overbleef moest
weggegooid worden. Dat deed hij uiteraard niet… Alles wat overbleef gooide hij stiekem over
het hek zijn eigen tuin in.
Achter in het veld hadden ze ook een pantserwagen ingegraven als afweer. Meneer was
daar een keer gaan kijken en opeens moest hij onderin gaan zitten. Hij begreep het niet
goed, tot de kogelregen meteen daarna hoorbaar was. Gelukkig was hij wederom niet
geraakt!
Een stuk verderop, achter de kerk bij de Heiberg, hadden de Amerikanen een weiland waar
ze verkenningsvliegtuigen van zeildoek verstopt hadden. Als kind was dat toch wel reuze
interessant en meneer heeft daar op een bepaald moment bij staan kijken.
Een Amerikaanse soldaat heeft vervolgens gevraagd of hij een stukje mee wilde vliegen.
Nou… Dát wilde hij wel en daar gingen ze! Richting Oirsbeek en vervolgens terug, tussen
bomen door die slechts 20 meter van elkaar af s tonden. Spannend!
Vervolgens begon het Ardennenoffensief, de Amerikanen moesten toen allemaal weg.
Meneer ging met zijn zwager op de fiets een rondje maken, ze hadden persluchtslangen
vanuit de mijn over de velgen heengetrokken en bij het ventiel vastgemaakt. Zo fietsen ze
naar het kasteel. De Amerikanen waren al vertrokken en hadden daar een buggy
achtergelaten, want die was stuk en hadden ze niet meer aan de praat gekregen voor ze
weg moesten.
De zwager van meneer had een bakkerij en was nogal handig met autos. Hij heeft toen die
buggy aan de praat gekregen en samen zijn ze gaan rondrijden door het park totdat de
benzine op was.
Het mag wel duidelijk zijn dat meneer ondanks de taalbarrière een fijne band voelde met de
Amerikanen.
Er hebben ongeveer 9 weken lang zes soldaten, jonge mannen, bij hen in huis verbleven.
Als het luchtalarm afging, waren zij als eerste beneden. De oorlog had bij hen ook de nodige
impact gemaakt…
Eén van deze soldaten was George (uitgesproken door hen als Sjors) en die sprak ook
Duits. Zijn vader was namelijk Duitser en vroeger geëmigreerd naar Amerika.
Dit maakte de communicatie wel een stuk gemakkelijker.
Later hebben zij altijd contact gehouden, George vertelde later dat ie nog zo jong was en
ontredderd door de oorlog.
Jaren later, ergens in de jaren 70, tijdens een veteranen dag in Brunssum, is George
teruggekomen. Dat was een heel hartelijk en emotioneel weerzien.
George loopt naar meneer Klein toe en hangt hem een ketting om (zie foto), van de 29th
division.
Een ketting wat heel erg veel betekend voor meneer. Daarna is George nog een keer
teruggekomen, om met zijn vrouw op vakantie te komen.